De fiscus is optimistisch: AGB’s maken vanaf 1 juli opnieuw winst
10 februari 2021
Vermits ook in 2021 de autonome gemeentebedrijven, die vrijetijdsinfrastructuur exploiteren, worden geconfronteerd met verplichte sluitingen of aanzienlijke exploitatiebeperkingen, heeft de fiscus een nieuwe Circulaire 2021/C/8 van 5 februari 2021 betreffende de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf gepubliceerd. Men toont opnieuw begrip voor het feit dat het winstoogmerk op dit ogenblik moeilijk boekhoudkundig kan worden gerealiseerd. De fiscus is voor 2021 evenwel minder gul en vereist vanaf 1 juli opnieuw winst.
Dit is niet de eerste circulaire die over dit onderwerp wordt gepubliceerd. De Circulaire 2020/C/68 van 15 mei 2020 en de Circulaire 2020/C/139 van 12 november 2020 behandelden reeds dezelfde problematiek.
Enigszins verwonderlijk is de toevoeging in de nieuwe circulaire dat geen rekening zal worden gehouden met het resultaat van het boekjaar 2019. Nochtans is de covid-19-pandemie in ons land pas in 2020 uitgebroken en kon er o.i. moeilijk een impact zijn op het resultaat van 2019.
Voor het boekjaar 2020 wordt opnieuw bevestigd dat het winstoogmerk voor dit boekjaar niet zal worden beoordeeld. Dit was reeds bekend.
Boekjaar 2021: tussentijdse jaarrekening vereist?
Voor het boekjaar 2021 lijkt de fiscus zich minder soepel op te stellen. Terwijl het tot op heden volstond dat een periode van verplichte sluiting viel in het boekjaar, teneinde het volledige boekjaar buiten beschouwing te laten wat betreft de beoordeling van het winstoogmerk, stelt de circulaire thans dat enkel het resultaat van het lopende boekjaar tot 30 juni 2021 niet zal worden beoordeeld. De tweede helft van het boekjaar vanaf 1 juli 2021 tot 31 december 2021 zal daarentegen opnieuw worden beoordeeld volgens de bepalingen van de gekende Beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016.
De circulaire verduidelijkt niet op welke wijze een autonoom gemeentebedrijf zal moeten aantonen dat men voor de tweede helft van het boekjaar 2021 van 1 juli tot 31 december opnieuw voldoet aan de gestelde voorwaarden. Wellicht zal dit enkel op een sluitende manier mogelijk zijn door het opstellen van een tussentijdse jaarrekening op datum 30 juni 2021.
Ook voor de berekening van de noodzakelijke prijssubsidies voor de tweede jaarhelft is dit geen sinecure. Verschillende moeilijkheden doen zich tegelijkertijd voor. In de eerste plaats is het zo dat de zomermaanden juli en augustus klassiek vrij rustige periodes zijn wat betreft het gebruik van vrijetijdsinfrastructuur. Culturele voorstellingen worden slechts in mindere mate in de zomermaanden georganiseerd en hernemen meestal pas volop vanaf september. Dit verkort uiteraard de periode waarbinnen prijssubsidies kunnen worden gegenereerd. Bijkomend moet men er wellicht mee rekening houden dat de volledige capaciteit van de vrijetijdsinfrastructuur misschien niet van meet af aan volop zal kunnen worden gebruikt. De kans bestaat dat slechts een beperkter aantal personen voorstellingen zal mogen bijwonen,… In de mate dat voorstellingen onder die voorwaarden nog rendabel kunnen worden georganiseerd, zullen ook deze omstandigheden de mogelijkheid beperken om prijssubsidies te genereren. Tot slot is het zo dat talrijke sporthallen, gemeenschapscentra, cultuurcentra,… recent zijn ingericht als vaccinatiecentrum. Vandaag ziet het er naar uit dat deze gebouwen pas in het najaar van 2021 hun reguliere activiteiten op het vlak van sport en cultuur kunnen opstarten.
Het lijkt dan ook aangewezen om de prijssubsidies voor de tweede helft van 2021 niet te onderschatten en deze voldoende hoog te ramen zodat ook bij tegenvallende omzetcijfers het winstoogmerk nog wordt gerealiseerd. Vermits er geen bezwaar is tegen het boeken van verliescijfers tijdens de eerste jaarhelft, heeft een eventuele overschatting van de prijssubsidies tijdens de tweede jaarhelft wellicht een beperkte invloed op het resultaat van het volledige boekjaar (m.n. beide jaarhelften samengeteld).
De fiscale vrijstelling van gemeentelijke corona-toelagen werd door de Wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie verlengd tot 31 maart 2021. Dit betekent dat eventuele toelagen, die gemeenten toekennen aan hun autonoom gemeentebedrijf ter dekking van corona-verliezen, slechts vrijgesteld zijn in de vennootschapsbelasting wanneer ze worden betaald of toegekend voor 31 maart 2021.
Vaccinatiecentra
Talrijke AGB’s stellen vandaag hun infrastructuur terbeschikking voor de inrichting van vaccinatiecentra. Dit is wellicht een andere exploitatiewijze dan de gebruikelijke ticketverkoop voor voorstellingen of het gebruik door sportclubs. Deze laatste activiteiten zijn meestal btw-plichtig in hoofde van autonome gemeentebedrijven.
De terbeschikkingstelling van infrastructuur aan lokale besturen voor de inrichting als vaccinatiecentrum is daarentegen niet steeds een btw-plichtige activiteit. Afhankelijk van de afspraken die met het vaccinatiecentrum worden gemaakt, zal de terbeschikkingstelling worden aangemerkt als een btw-vrijgestelde passieve verhuur of als een belastbare actieve verhuur. De terbeschikkingstelling onder de vorm van een passieve verhuur kan nadelige effecten hebben op verhoudingsgetallen inzake btw-aftrek. Autonome gemeentebedrijven kunnen er dus belang bij hebben om een voldoende ruim dienstenpakket aan te bieden aan de vaccinatiecentra zodat de terbeschikkingstelling kan worden aangemerkt als een belastbare actieve verhuur. Deze problematiek staat volledig los van het hiervoor geschetste vraagstuk inzake winstoogmerk. Het niet-beoordelen van het winstoogmerk gedurende de eerste jaarhelft belet niet dat btw-vrijgestelde passieve verhuur een negatieve impact kan hebben op het recht op aftrek.
De terbeschikkingstelling van infrastructuur aan lokale besturen voor de inrichting als vaccinatiecentrum dient mogelijks ook te worden beschouwd als een overmachtssituatie, die geen negatieve invloed zou mogen hebben op het recht op aftrek. Dat de maatregelen inzake de bestrijding van COVID-19 als uitzonderlijk dienen te worden beschouwd en nopen tot een soepele invulling van de btw-regels werd reeds bevestigd door de fiscus.
GD&A Advocaten en Q&A Advisors Public Sector adviseren reeds jaren de lokale besturen op het vlak van fiscaliteit en financiën. Ook voor deze problematiek staan zij uw bestuur graag met raad en daad bij.