Langdurige arbeidsongeschiktheid bij ambtenaren: afschaffing van het ‘medisch pensioen’

10 oktober 2024

Op 13 juni 2024 werd de wet van 18 mei 2024 tot invoering van de tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren[1] gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De wet beoogt een grondige hervorming van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid – ook wel het ‘medisch pensioen’ genoemd. Hoewel de integrale regeling pas op 1 januari 2028 in voege treedt, zullen een aantal zaken reeds vanaf 1 januari 2025 wijzigen.

Het medisch pensioen staat al enige tijd onder druk. Om de zoveel tijd verschijnen er verhalen van ambtenaren die – vaak tegen hun wil - op vroegere leeftijd definitief worden gepensioneerd omwille van gezondheidsredenen.

Naast het feit dat er voor hen onvoldoende stimulansen zouden zijn om te re-integreren op de arbeidsmarkt, is hun financiële bescherming ook eerder beperkt. Immers, daar het medisch pensioen wordt berekend zoals een rustpensioen, ligt het uitgekeerde bedrag in geval van vroeg gepensioneerde ambtenaren een stuk lager, onder meer vanwege de korte loopbaan. In bepaalde gevallen kan het medisch pensioen weliswaar worden aangevuld met een supplement gewaarborgd minimum, doch toont de praktijk dat dit supplement niet altijd genoegdoening biedt: enerzijds zullen de inkomsten van de echtgenoot in mindering worden gebracht indien de ambtenaar in kwestie gehuwd is, anderzijds kan het supplement slechts in zeer beperkte mate met eigen beroepsinkomsten gecumuleerd worden.

Aldus maakte de minister van Pensioenen reeds eerder dit jaar bekend dat hervormingen van het medisch pensioen in de pijplijn zaten.

Wet van 18 mei 2024 tot invoering van de tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren

Het resultaat van de aangekondigde hervormingen is terug te vinden in de wet van 18 mei 2024, alwaar de dubbele doelstelling om een hogere beschermingsgraad te voorzien voor jongere ambtenaren alsook hun re-integratie tot de arbeidsmarkt te stimuleren zich heeft geuit in drie concrete acties:

  1. De definitieve vervroegde oppensioenstelling wordt afgeschaft en vervangen door de mogelijkheid tot tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Dit impliceert een nieuwe administratieve stand gedurende dewelke de statutaire band in stand blijft en de ambtenaar aanspraak maakt op een uitkering.
  2. Er wordt een “tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren” (TAVA) ingevoerd. Het betreft een vervangingsinkomen dat op dezelfde wijze zal worden berekend als het vroegere medisch pensioen alsook kan worden verhoogd met het supplement gewaarborgd minimum.
  3. De wet voorziet in soepelere cumulatieregels die van toepassing zullen zijn op het supplement gewaarborgd minimum. Zo zullen er ruimere mogelijkheden zijn om de TAVA te cumuleren met eigen beroepsinkomsten alsook zullen de inkomsten van de echtgenoot niet langer in mindering worden gebracht.

De hervorming van het medisch pensioen zal niet van de ene op de andere dag gebeuren. Besturen zullen rekening moeten houden met twee belangrijke overgangsdata:

Vanaf 1 januari 2025 zullen ambtenaren niet langer definitief vervroegd op pensioen kunnen worden gesteld om medische redenen. Zij kunnen vanaf dan slechts een tijdelijk medisch pensioen van ten hoogte drie (3) jaar toegekend krijgen.

Vanaf 1 januari 2028 zal het oude systeem vervolgens volledig uit voege treden zodat elke ambtenaar alleen nog tijdelijk arbeidsongeschikt kan worden verklaard. De invoering van de TAVA zal ook pas gebeuren wanneer het medisch pensioen volledig is afgeschaft. Ambtenaren die gedurende de overgangsregeling 2025 – 2028 tijdelijk op pensioen werden gesteld, zullen hun tijdelijk pensioen omgevormd zien naar een TAVA. Ambtenaren die reeds op medisch pensioen waren gesteld vóór 1 januari 2025 worden niet beïnvloed door de nieuwe regelgeving zodat hun situatie ongewijzigd blijft.

Impact op de lokale besturen

Bij langdurige ziekte of arbeidsongeschiktheid van een statutair personeelslid valt deze in eerste instantie terug op zijn opgebouwd ziektekrediet waarvan het lokaal bestuur de volledige kost moet dragen. Bij uitputting van het ziektekrediet kunnen statutaire personeelsleden in disponibiliteit worden geplaatst waarbij zij slechts een wachtwedde ontvangen. Het lokaal bestuur draagt nog steeds de kost, doch is het wachtwedde in principe beperkt tot 60% van de laatste activiteitswedde van het statutair personeelslid.[2]

Na het doorlopen van een re-integratietraject en indien het personeelslid nog steeds arbeidsongeschikt is, beschikt de aanstellende overheid (tot eind 2024) over de mogelijkheid om het personeelslid door te verwijzen naar de bevoegde federale medische dienst (Medex).

Medex is (tot eind 2024) bevoegd om tot een eventuele verklaring van definitieve ongeschiktheid over te gaan, hetgeen kan leiden tot een vervroegde pensionering om gezondheidsredenen en de definitieve verbreking van de statutaire tewerkstellingsband.[3]

Vanaf 1 januari 2025 kunnen lokale besturen langdurige arbeidsongeschikte personeelsleden enkel nog doorverwijzen naar Medex met het oog op een tijdelijk pensioen van maximaal drie (3) jaar. Het zal vanaf dan aldus niet meer mogelijk zijn om de statutaire band met het personeelslid definitief te verbreken via deze piste. Bovendien neemt Medex in de loop van 2025 een actievere begeleidingsrol op, waarbij het arbeidsongeschikt personeelslid regelmatig zal worden onderzocht met het oog op een wedertewerkstelling.

Uiteindelijk zal vanaf 1 januari 2028 een doorverwijzing naar Medex enkel nog resulteren in een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsstelling van het personeelslid. Vooraleer een statutair personeelslid een TAVA zal kunnen ontvangen, zullen lokale besturen in hun hoedanigheid van publieke werkgever moeten aantonen dat zij voldoende inspanningen hebben geleverd om een wedertewerkstelling mogelijk te maken. Wanneer zij hierin tekortschiet, zal het personeelslid in dienst blijven bij het lokaal bestuur en blijft het lokaal bestuur de volledige kost dragen.

Twee mogelijke sporen?

Het medisch pensioen was lange tijd de enige manier voor een lokaal bestuur om de samenwerking met een statutair personeelslid te beëindigen wegens diens langdurige arbeidsongeschiktheid.[4]

Sedert de inwerkingtreding van het Ontslagdecreet[5] op 1 oktober 2023 werd de ontslagregeling voor contractuele en statutaire personeelsleden tewerkgesteld bij lokale besturen grotendeels gelijkgeschakeld, waaronder ook de mogelijkheid tot verbreking van de statutaire aanstelling wegens medische overmacht conform artikel 34 Arbeidsovereenkomstenwet[6].

Heden zijn beide pistes aldus toepasbaar.

Elke piste heeft uiteraard zijn eigen kenmerken, voor- en nadelen: zo is er in hoofde van het lokaal bestuur sprake van een eenmalige bijdrage aan het Terug Naar Werk-fonds bij medische overmacht, en van een verhoging van de jaarlijkse responsabiliseringsbijdrage bij medisch pensioen.

Ook is er heden nog onduidelijkheid over de juridische standvastigheid van elke piste.

Immers wordt het Ontslagdecreet - dat de procedure van medische overmacht mogelijk heeft gemaakt bij statutaire ambtenaren - middels verschillende vernietigingsberoepen bij het Grondwettelijk Hof bestreden. Welke de impact zal zijn van een potentiële vernietiging van het Ontslagdecreet, is niet uitgeklaard.

Echter is ook de wet van 18 mei 2024 evenmin zonder kritiek is ontvangen. De Raad van State liet in zijn advies d.d. 27 maart 2024 doorschemeren dat er problemen rijzen omtrent de bevoegdheid van de federale overheid. De Raad van State stelt in vraag of de nieuwe wet onderdeel is van het pensioenstelsel van de ambtenaren (in welk geval de federale regering bevoegd is) dan wel veeleer deel uitmaakt van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de betrokken personeelsleden (in welk geval de bevoegdheid bij de gemeenschaps- en gewestregeringen ligt voor wat betreft hun personeel). De federale regering heeft naar aanleiding van dit advies erkend dat zij zich op de grenzen van haar bevoegdheid begeeft, doch is zij van mening dat zij niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan de deelstatelijke bevoegdheden.

Wordt alleszins vervolgd dus…

***

Indien een lokaal bestuur heden geconfronteerd wordt met een statutair personeelslid wiens ziektekrediet is uitgeput, is het - gelet haar keuzemogelijkheid - aangeraden een uitgebreide denkoefening te doen. Alleen zo kan zij de piste bewandelen die het meest haar concrete noden en behoeften invult. Het uitdenken van een verantwoord beleidskader is alleszins aangewezen.

Indien u op zoek bent naar ondersteuning om geïnformeerde keuzes te maken, aarzel dan niet om GD&A Advocaten te contacteren.


[1] Wet van 18 mei 2024 tot invoering van de tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren, BS 13 juni 2024.

[2] Artikel 63, §3 Besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2024 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022 over een nieuwe functieclassificatie bij lokale besturen en over aangepaste salarisschalen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen, BS 1 februari 2024. (hierna: RPR-Besluit)

[3] Artikel 24/1, 2° j° artikel 64, §2 RPR-Besluit.

[4] Vroeger ingeschreven in de oude artikelen 106, §2, eerste lid 3° j° 188 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, BS 24 december 2007; thans ingeschreven in artikel 24/1, 2° van het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de

rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen, BS 8 maart 2023.

[5] Decreet van 16 juni 2023 tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid, BS 10 juli 2023.

[6] Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.