Omgevingsrecht als spil van een circulaire economie
16 september 2020
Europa moet tegen 2050 klimaatneutraal zijn. Dit is het ambitieuze streefdoel van de Europese “Green Deal”. Ook voor ons land betekent dit werk aan de winkel. Lokale besturen in Vlaanderen zullen meer dan ooit hun steentje moeten bijdragen aan een groener en duurzamer continent. Inzetten op een circulaire economie is daarbij essentieel. Maar wat kunnen lokale besturen concreet ondernemen? Nu reeds biedt het omgevingsrecht lokale besturen een scala aan mogelijkheden. Wij sommen er een aantal voor u op.
Onze economie moet verduurzamen en vergroenen. Niet alleen om de Europese klimaatdoelstellingen te halen, maar ook om de toekomst van volgende generaties veilig te stellen. Het Vlaams regeerakkoord 2019-2024 stelt daarom een circulaire economie voorop. Een circulaire economie moet ons helpen om beter in onze behoeften aan grondstoffen en water te kunnen voorzien en ons welzijn te maximaliseren met een kleinere ecologische voetafdruk. Lokale productie en grondstofwinning staan in een circulaire economie centraal.
Maar de top-down initiatieven van de centrale overheden zullen niet volstaan om onze economie duurzamer te maken. Ook burgers, middenveldorganisaties, ondernemers en lokale besturen zijn cruciale spelers in onze strijd tegen de opwarming van de aarde. Zonder bottom-up initiatieven is een effectief klimaatbeleid niet mogelijk.
Met het Burgemeestersconvenant uit 2008 hebben tal van Vlaamse burgemeesters er zich reeds toe verbonden om de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen met minimaal 40% te verminderen tegen 2030. Lokale besturen zijn dus al geruime tijd aan zet. Weinig lokale besturen lijken echter te beseffen dat zij met het huidig instrumentarium van het omgevingsrecht al een verschil kunnen maken.
Om te beginnen kunnen in ruimtelijke uitvoeringsplannen tal van duurzaamheidsnormen worden ingevoegd. Zo kunnen voorschriften omtrent modulair bouwen worden opgenomen in een ruimtelijk uitvoeringsplan teneinde het ruimtebeslag aan te passen naar gelang wijzigende behoeften. Ook de energieneutraliteit van op te richten gebouwen kan in een ruimtelijk uitvoeringsplan worden verankerd. Zo kan een lokaal bestuur voor een bepaald gebied zogenaamde “passiefhuizen” stimuleren. Ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen daarenboven worden aangewend om circulaire samenwerkingsketens in het leven te roepen, waarbij circulaire samenwerking tussen lokale bedrijven wordt gefaciliteerd.
Met stedenbouwkundige verordeningen kunnen lokale besturen inzetten op de inventarisatie van de materialen die gebruikt worden bij de afbraak en oprichting van gebouwen. Dit kan bijvoorbeeld een stedenbouwkundige verordening de opmaak van een sloopopvolgingsplan verplicht maken bij de afbraak van kleine bouwvolumes. Ook bepaalde strenge isolatievereisten kunnen in stedenbouwkundige verordeningen worden opgelegd. In gemeentelijke parkeerverordeningen kunnen dan weer normen worden opgenomen omtrent autodelen, om zo het aantal benodigde autostaanplaatsen te drukken en op termijn het fileleed te verzachten.
De duurzaamheidsnormen die lokale besturen in hun stedenbouwkundige verordeningen opnemen, kunnen vervolgens als vergunningsvoorwaarde of last worden opgelegd. In een afbraakvergunning kan zo de inventarisatie van de sloopmaterialen verplicht worden. Ook bij bouwvergunningen zou de inventarisatie van de gebruikte materialen kunnen worden voorzien, en dit gekoppeld aan een gemeentelijk grondstoffenregister. Vergunningsvoorwaarden kunnen verder worden aangewend om isolatienormen, een omkadering inzake modulair bouwen of bepaalde garanties omtrent autodelen in vergunningen op te nemen.
Dit is slechts een handgreep uit de talrijke mogelijkheden waarover lokale besturen beschikken. Mits een snufje verbeelding en een mespuntje durf kan ook uw bestuur op korte termijn de schouders zetten onder een duurzame en klimaatrobuuste samenleving.
Audacia pro muro et scuto opus
Wenst u meer informatie?