Verdere uitvoeringsbepalingen bij het Ontslagdecreet goedgekeurd (net nadat door diverse actoren een vernietigingsberoep werd ingesteld tegen het Ontslagdecreet bij het Grondwettelijk Hof)
7 februari 2024
Het “Ontslagdecreet” blijft voor animo – lees: deining – zorgen, niet in het minst bij de statutaire personeelsleden van lokale en provinciale besturen zelf. Net nu niet minder dan vijf (5) beroepen werden ingesteld tegen het Ontslagdecreet bij het Grondwettelijk Hof, ging de Vlaamse Regering over tot de definitieve goedkeuring van het uitvoeringsbesluit bij het Ontslagdecreet. Dit besluit stelt de modaliteiten vast voor de beëindiging van het statutaire dienstverband bij de lokale en provinciale besturen. Vraag is of het Ontslagbesluit daadwerkelijk zal zorgen voor de beoogde gelijkschakeling tussen statutaire en contractuele personeelsleden wat betreft de ontslagregeling, dan wel of de goedkeuring van het Ontslagbesluit - net zoals het Ontslagdecreet - een lawine aan beroepen met zich zal meebrengen?
1.-
Reeds per nieuwsbrief van 13 juli 2023 bracht GD&A Advocaten u op de hoogte van het feit dat het “Decreet van 16 juni 2023 tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid”, kortweg het Ontslagdecreet, op 10 juli 2023 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad.
Samenvattend voegt het Ontslagdecreet de artikelen 194/1 en 194/2 in het Decreet Lokaal Bestuur en de artikelen 111bis en 111ter in het Provinciedecreet in, waarbij wordt bepaald dat de regels omtrent het ontslag zoals vervat in de Arbeidsovereenkomstenwet van overeenkomstige toepassing worden verklaard op statutaire personeelsleden. Daar op contractanten en statutairen eenzelfde ontslagregeling van toepassing is, biedt het Ontslagdecreet tevens eenzelfde rechtsbescherming; immers worden de arbeidsgerechten bevoegd verklaard om kennis te nemen van geschillen over de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid.
Het Ontslagdecreet trad in werking op 1 oktober 2023. De publicatie in het Belgisch Staatsblad bracht met zich mee dat belanghebbenden zes (6) maanden de tijd hadden om een eventueel beroep tot vernietiging van het Ontslagdecreet in te dienen bij het Grondwettelijk Hof.
Uiteindelijk werden niet minder dan vijf (5) beroepen ingediend, door zowel individuele statutaire personeelsleden zelf, beroepsverenigingen als vakbonden die van mening zijn dat het Ontslagdecreet ongrondwettig is, en in het bijzonder het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schendt.
2.-
Toeval of niet. Uitgerekend één dag later ging de Vlaamse Regering over tot de definitieve goedkeuring van het Besluit van 12 januari 2024 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022 over een nieuwe functieclassificatie bij lokale besturen en over aangepaste salarisschalen ter uitvoering van het Zesde Vlaams Intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 voor de social/non-profitsectoren en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen (gepubliceerd op 1 februari 2024).
Ingevolge het besluit kunnen personeelsleden werkzaam in thuisverplegingsdiensten van een lokaal bestuur instappen in de IFIC-functieclassificatie. Ook vormt het besluit de gedeeltelijke omzetting van de Europese Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, zodat statutaire personeelsleden, net zoals contractanten, het recht hebben om een flexibele werkregeling aan te vragen voor zorgdoeleinden. Doch is het besluit vooral bekend omdat het verder uitvoering geeft aan het Ontslagdecreet.
Om die reden wordt dan ook gemakkelijkheidshalve gesproken van het Ontslagbesluit.
De Vlaamse Regering had de intentie om het Ontslagbesluit gezamenlijk met het Ontslagdecreet in werking te laten treden op 1 oktober 2023. Dit blijkt uit de eerste en tweede principiële goedkeuring van het Ontslagbesluit op 7 juli 2023 en 10 november 2023, waarbij een bepaling werd ingeschreven die stelde dat de modaliteiten ter uitvoering van het Ontslagdecreet – retroactief – in werking zouden treden op 1 oktober 2023, datum van de inwerkingtreding van het Ontslagdecreet zelf.
Evenwel, gezien de Raad van State in zijn advies d.d. 19 december 2023 het aangewezen achtte om af te zien van de retroactieve inwerkingtreding van de modaliteiten ter uitvoering van het Ontslagdecreet, besloot de Vlaamse Regering in zijn definitieve besluit uiteindelijk om geen retroactie inwerkingtreding toe te kennen aan de bepalingen met modaliteiten ter uitvoering van het Ontslagdecreet. Alle bepalingen van het besluit zullen dan ook in werking treden tien (10) dagen na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad (publicatiedatum 1 februari 2024).
3.-
Het Ontslagbesluit zal de modaliteiten ter uitvoering van het Ontslagdecreet inschrijven in het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen (het RPR-besluit).
Doch zal het Ontslagbesluit meer bepalingen dan de loutere modaliteiten ter uitvoering van het Ontslagdecreet inschrijven in het RPR-besluit.
Immers hief het RPR-besluit de rechtspositiebesluiten gemeente en OCMW van 2007 resp. 2010 op, zij het niet volledig. Zo bleven de bepalingen aangaande het verlies van hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging, alsook bepalingen omtrent gevolgen van een evaluatieprocedure, vervat in de rechtspositiebesluiten gemeente en OCMW van 2007 resp. 2010.
Het Ontslagbesluit zal er ook voor zorgen dat ook de bepalingen aangaande het verlies van hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging, alsook bepalingen omtrent gevolgen van een evaluatieprocedure vervat komen te liggen in het huidige RPR-besluit, waardoor de huidige bepalingen zoals vervat in de rechtspositiebesluiten gemeente en OCMW van 2007 resp. 2010 worden opgeheven.
4.-
Een overzicht van de bepalingen die het Ontslagbesluit zal inschrijven in het RPR-besluit is dan ook op zijn plaats.
In een nieuw tweede en derde lid van artikel 13 van het RPR-besluit wordt het gevolg van een ongunstige evaluatie, nl. het ontslag wegens beroepsongeschiktheid, opgenomen. Evenwel wordt op dit principe een specificatie en afwijking opgenomen in een nieuwe paragraaf 3/1 van artikel 23 van het RPR-besluit. Zo kan het statutair personeelslid na een ongunstige opvolging, feedback of evaluatie, of als alternatief voor het ontslag wegens beroepsongeschiktheid, herplaatst worden in een passende functie van dezelfde graad, op voorwaarde dat het daarmee instemt.
Een nieuwe paragraaf 3/2 van artikel 23 van het RPR-besluit bepaalt dan weer dat wanneer de betrekking van een statutair personeelslid afgeschaft wordt wegens noodwendigheden voor de werking van het bestuur, het statutaire personeelslid wordt herplaatst in een functie van dezelfde graad in het eigen bestuur of ter beschikking wordt gesteld in een passende functie van dezelfde graad in een ander bestuur. Enkel wanneer herplaatsing of terbeschikkingstelling niet mogelijk is, kan het statutaire personeelslid worden ontslagen wegens noodwendigheden van het bestuur; ontslagmogelijkheid dewelke werd ingeschreven in het Decreet Lokaal Bestuur door het Ontslagdecreet. Ook statutaire personeelseden die ten tijde van de inwerkingtreding van het Ontslagbesluit bij het Ontslagdecreet in disponibiliteit wegens ambtsopheffing zijn gesteld, kunnen overeenkomstig de nieuwe paragraaf 3/2 van artikel 23 van het RPR-besluit herplaatst worden.
Aan het tweede hoofdstuk van het RPR-besluit worden artikelen 24/1 tot en met 24/8 toegevoegd worden:
- Artikelen 24/1 en 24/2 van het RPR-besluit omvatten de gevallen en modaliteiten waardoor de hoedanigheid van statutair personeelslid verloren gaat;
- Artikel 24/3 van het RPR-besluit omvat de gevallen van definitieve ambtsbeëindiging, te weten de vervroegde pensionering en het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd. Nieuw is dat het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd niet meer automatisch leidt tot het beëindigen van de statutaire hoedanigheid, maar aanleiding kan geven tot het beëindigen van de statutaire aanstelling. Als een statutair personeelslid langer wil werken na de wettelijke pensioenleeftijd, dan kan dit. Het bestuur kan er evenwel ook voor kiezen om het statutaire dienstverband te beëindigen na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd, ‘doch enkel wanneer de beëindiging is gebaseerd op redenen die verband houden met het gedrag of de geschiktheid van het personeelslid of berusten op noodwendigheden voor de werking van het bestuur.’
Ingevolge de inwerkingtreding van het Ontslagdecreet kan de aanstelling van een statutair personeelslid ook beëindigd worden conform de bepalingen van de Arbeidsovereenkomstenwet. De derde paragraaf van het nieuwe artikel 24/3 van het RPR-besluit bevat dan ook de gevallen waarbij de opzeggingstermijn geschorst wordt wanneer de aanstelling van het statutaire personeelslid beëindigd wordt overeenkomstig de bepalingen van de Arbeidsovereenkomstenwet. Dit naar analogie met de regeling die ten aanzien van contractanten bij lokale en provinciale besturen van toepassing is op grond van artikel 38 van de Arbeidsovereenkomstenwet. - Artikelen 24/4 en 24/5 van het RPR-besluit bevatten de verdere modaliteiten omtrent het feit dat een ontslag van een statutair personeelslid op grond van de Arbeidsovereenkomstenwet niet kennelijk onredelijk mag zijn; een principe dat reeds vervat ligt in artikel 194/1, tweede lid van het Decreet Lokaal Bestuur. Als de arbeidsgerechten vaststellen dat er wel sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, is het bestuur een schadevergoeding van minimaal drie (3) en maximaal zeventien (17) weken verschuldigd (bovenop de wettelijk verschuldigde opzegvergoeding).
Het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur van de hoorplicht wordt eveneens expliciet ingeschreven ingeval het bestuur het voornemen heeft om het statutair dienstverband te beëindigen op grond van de Arbeidsovereenkomstenwet. Na een daadwerkelijk ontslag dient het bestuur bovendien schriftelijk de concrete redenen van het ontslag mee te delen. Hoort het bestuur het personeelslid niet voorafgaand aan het ontslag, of deelt het de ontslagredenen niet mee, dan is het bestuur het personeelslid een vergoeding van twee weken salaris verschuldigd, behalve bij ontslag om dringende reden. - Artikelen 24/6 en 24/7 van het RPR-besluit schrijven de bijzondere ontslagbeschermingen in voor statutaire personeelsleden waarvan ook contractanten in het bestuur genieten, zoals bijvoorbeeld de ontslagbescherming voor zwangere personeelsleden, ouders die gebruik maken van geboorteverlof en de ontslagbescherming voor vakbondsafgevaardigden en klokkenluiders. Vergoedingen die een ontslagen statutair personeelslid kan verkrijgen op grond van een bijzondere ontslagbeschermingsprocedure zijn niet cumuleerbaar met de schadevergoeding omwille van kennelijk onredelijk ontslag.
- Tot slot verklaart artikel 24/8 van het RPR-besluit de bepalingen omtrent outplacement en inzetbaarheidsverhogende maatregelen van toepassing op statutaire personeelsleden die op grond van de Arbeidsovereenkomstenwet worden ontslagen.
Voorts worden in artikel 63 van het RPR-besluit bepalingen omtrent deeltijdse werkhervatting na ziekte of ongeval van het statutaire personeelslid ingeschreven.
Er werd een bijzondere overgangsbepaling ingeschreven in het Ontslagbesluit, m.n. dat procedures van proeftijd, evaluatie, verlies van hoedanigheid van statutair personeelslid en definitieve ambtsneerlegging die opgestart zijn voor de datum van de inwerkingtreding van het Ontslagbesluit, afgewerkt moeten worden in overeenstemming met de regels die van toepassing waren op het ogenblik dat ze zijn opgestart. Deze bepaling dient restrictief gelezen te worden. Zo vallen tuchtprocedures niet onder de overgangsbepaling.
---
Ondanks de zelfverklaarde goede bedoelingen van de Vlaamse Regering om in een maximale gelijkschakeling van de ontslagregeling voor statutaire en contractuele personeelsleden bij lokale en provinciale besturen te voorzien, heeft de Raad van State een aantal kritische bedenkingen geuit in zijn advies d.d. 19 december 2023 bij het Ontslagbesluit.
De volgende maanden zullen uitwijzen of het Ontslagbesluit daadwerkelijk zal zorgen voor een gelijkschakeling van de ontslagregeling voor statutaire en contractuele personeelsleden bij lokale en provinciale besturen, dan wel of het eveneens zal leiden tot beroepen tot vernietiging – deze keer bij de Raad van State.
GD&A Advocaten volgt alleszins alles verder op de voet op. Ingeval van vragen kan u steeds bij onze collega’s van het Departement P&O terecht.